Door:

Justian Bohr

Januari 2021

Wie moet bewijzen of een handtekening wel of niet vervalst is?

In deze uitspraak van rechtbank Rotterdam van 14 september 2020 gaat het om de vraag welke partij moet bewijzen van wie een handtekening is, om op die manier te bepalen of partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd sloten.

Feiten en omstandigheden

Werknemer is op 1 juni 2019 in dienst getreden van werkgever, die een winkel voor meubels, bloemen en planten exploiteert. Op 24 april 2019 heeft werkgever de volgende e-mail geschreven naar werknemer: “Goedenavond , ik heb vanmiddag de papieren ontvangen. Zullen we vrijdagochtend beetje bijtijds afspreken, uur of 10? Ik hoor het wel”

Op 26 maart 2020 heeft werknemer zich ziek gemeld. Sindsdien is zij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Op 23 mei 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Werkgever heeft toen gezegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 juni 2020 afloopt en dat werkgever de overeenkomst niet zou verlengen.

Werknemer betwist dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd en stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt niet vanzelf maar pas wanneer deze door een van de partijen is opgezegd of door de rechter is ontbonden. Werkgever moet daarom stellen – en zo nodig bewijzen – dat partijen hebben afgesproken dat de overeenkomst na een jaar zou eindigen of dat deze door werkgever is opgezegd.

Geschil

Volgens werkgever is het gegaan als volgt: werkgever heeft een schriftelijke overeenkomst opgesteld. In die overeenkomst staat dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op 1 juni 2020. Op 23 april 2019 is de inhoud van die overeenkomst besproken. Werkgever heeft de overeenkomst vervolgens getekend en werknemer heeft deze mee naar huis genomen om nog eens rustig door te lezen. Werknemer heeft de overeenkomst daarna ook ondertekend en zij heeft de overeenkomst onder de deur van het kantoor van werkgever doorgeschoven. Werkgever heeft daarna per e-mail bevestigd dat hij de ondertekende overeenkomst had ontvangen.

Werknemer heeft voorgaande betwist. Zij voert het volgende aan: partijen hebben niet gesproken over het moment waarop de arbeidsovereenkomst zou eindigen. Zij heeft geen schriftelijke overeenkomst gezien, laat staan ondertekend. De handtekening onder de overeenkomst is dan ook niet van werknemer. Zij wijst erop dat de handtekening afwijkt van haar handtekening zoals op haar paspoort.

Het antwoord op de vraag of werkgever in een bodemprocedure zal kunnen aantonen dat de overeenkomst is aangegaan, zal met name afhangen van de vraag of hij voldoende aannemelijk kan maken dat de handtekening onder de overeenkomst afkomstig is van werknemer . Het is immers – anders dan werkgever meent – aan werkgever om dit te bewijzen.

Oordeel rechter

Het e-mailbericht van werkgever van 24 april 2019 aan werknemer biedt enige steun voor het standpunt van werkgever, maar het is ook goed mogelijk dat werkgever met ‘de papieren’ iets anders bedoelde, zoals werknemer aanvoert. Hetzelfde geldt voor het feit dat werkgever met alle andere werknemers eerst een jaarcontract is aangegaan. Dat sluit niet uit dat werkgever een uitzondering heeft gemaakt bij werknemer.

De handtekening op de door werkgever overgelegde overeenkomst lijkt voor een deel op de handtekening op de identiteitskaart van werknemer, maar zij wijkt daarvan ook af. De handtekening op overeenkomst lijkt wel sterk op de handtekening onder het formulier ‘opgaaf gegevens voor de loonheffing’, maar werknemer betwist dat ook die handtekening van haar is. Het is daarom niet duidelijk of de handtekening echt is.

Conclusie

De rechtbank oordeelt dat de werkgever zal moeten bewijzen dat de handtekening onder de arbeidsovereenkomst van werknemer is. Indien een partij namelijk stellig ontkent dat het haar handtekening is op een akte, dan levert deze akte volgens de wet geen bewijs zolang niet is bewezen van wie de handtekening afkomstig is.

2022-08-01T12:01:02+02:00
Ga naar de bovenkant