Door:

Justian Bohr

Juni 2020

Rechter oordeelt: geen recht op thuiswerken tijdens corona

Feiten

In deze uitspraak van Rechtbank Gelderland van 16 juni 2020 gaat het om een werknemer die sinds 1 februari 2017 in dienst is bij werkgever in de functie van medewerkster commerciële binnendienst en service coördinator. Op 15 maart is aan alle werknemers meegedeeld dat tot nader order thuis wordt gewerkt, om de mogelijkheid op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te maken. Alle werknemers zijn vervolgens op 11 april opgeroepen om de werkzaamheden weer op kantoor te hervatten.

Werknemer heeft op 14 april in de ochtend op kantoor gewerkt. Zij heeft diezelfde dag toestemming gevraagd om alsnog thuis te mogen werken. Werkgever heeft die toestemming verleend, onder het voorbehoud dat werknemer wel naar kantoor moet komen als dat noodzakelijk is. In de mail van werkgever van 6 mei staat dat iedereen vanaf aanstaande maandag weer op kantoor werkt, met inachtneming van een aantal Corona-maatregelen.

Werknemer heeft op deze mail van werkgever gereageerd met de vraag of zij aanpassing van voorgaande mail kan verwachten, gezien het feit dat in de persconferentie van diezelfde dag wordt aangegeven dat tot 1 september zoveel mogelijk thuis gewerkt dient te worden. Partijen hebben vervolgens over en weer met elkaar gemaild: werkgever blijft van mening dat werknemer op kantoor moet werken, werknemer blijft van mening dat dit niet van haar verlangd kan worden. Werknemer is vervolgens naar de rechter gestapt en vordert toestemming om thuis te mogen werken.

Afweging

Werknemer legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de social distancing regels in haar privéleven heel serieus in acht neemt. Zij heeft ervaren dat haar collega’s zich daar niet goed aan hielden. Dat heeft haar een onveilig gevoel gegeven. Ook heeft zij haar werk ín de twee maanden dat ze thuis werkte prima en zelfs heel efficiënt kunnen uitvoeren. Verder verwijst werknemer naar het overheidsadvies om thuis te werken.

De rechter oordeelt dat in deze zaak niet aannemelijk is geworden dat werkgever de verplichtingen die voortvloeien uit goed werkgeverschap, haar instructiebevoegdheid en/of zorgplicht zou hebben geschonden. Werkgever heeft gemotiveerd en onderbouwd naar voren gebracht dat zij in verband met de Coronacrisis meerdere maatregelen heeft genomen om een veilige werkplek te waarborgen. Dit blijkt onder meer uit de e-mail waarin instructies staan beschreven en werkplekken zijn toebedeeld aan werknemers. Dit alles is op zich niet bestreden door werknemer. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter ook voorshands aannemelijk geworden dat werkgever passende Corona-maatregelen heeft genomen.

Dat werknemer zou hebben ervaren dat maatregelen niet werden nageleefd, neemt voorgaande niet weg. Al aannemende dat deze observatie juist is, het wordt immers in twijfel getrokken door werkgever, leidt dat niet tot de conclusie dat de Corona-maatregelen stelselmatig worden overtreden op de werkvloer. Dit lijkt eerder een incident te zijn geweest in de net opstartende fase van het weer op kantoor komen werken. Verder heeft werkgever onweersproken aangetoond dat het nodig is, zeker in deze economische spannende tijd voor haar, dat haar werknemers aanwezig zijn op de werkplek.

Oordeel rechter

Voorgaande brengt met zich dat de vordering van werknemer wordt afgewezen. Het zeer algemeen geformuleerde overheidsadvies over ‘zoveel mogelijk thuis werken’ grijpt niet zover in op deze specifieke rechtsverhouding dat werknemer daaruit een ‘recht op thuis werken’ kan putten. Werknemer wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

2022-08-01T12:00:37+02:00
Ga naar de bovenkant