Door:

justian bohr

Justian Bohr

Augustus 2022

Inklokken, maar niet werken: reden voor ontslag

In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 15 juli 2022 ging het om een werknemer die inklokte, maar vervolgens niet werkte en de werkruimte verliet, waarna hij later terug kwam om uit te klokken. De werkgever verzoekt bij de rechtbank om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zonder toekenning van een transitievergoeding. De vraag die voorligt is of er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer. 

Feiten en omstandigheden

Werknemer is sinds 2013 in dienst bij werkgever. Tijdens de corona-epidemie hebben de werknemers van werkgever hun werkzaamheden in beginsel vanuit huis verricht. Korte tijd later werd van de werknemers verwacht dat zij 50% van de arbeidstijd thuis werken en 50% op kantoor. De werknemers betreden en verlaten het bedrijfspand via de hoofdingang. Zij klokken in bij aankomst en klokken uit bij vertrek met een persoonlijke pas. De nooddeur moet dicht blijven, tenzij sprake is van een noodsituatie. In april 2022 heeft werkgever meerdere malen geconstateerd dat de nooddeur geopend was. Naar aanleiding daarvan heeft zij een onderzoek ingesteld, bestaande uit het bestuderen van toegangsactiviteiten en camerabeelden.

Uit het onderzoek heeft werkgever geconcludeerd dat de werknemer in kwestie meerdere malen via de nooddeur het pand heeft verlaten. De werknemer komt naar werk en klokt in, zet zijn computer aan en vertrekt vervolgens via de achterdeur. Aan het einde van de werkdag komt de werknemer terug en klokt hij uit. In de tussentijd werd aantoonbaar niet gewerkt. Werkgever heeft vervolgens een beëindigingsvoorstel gedaan dat niet door werknemer is geaccepteerd.

Geschil

Werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning van een transitievergoeding en met veroordeling van werknemer in de proceskosten. Aan dit verzoek legt werkgever – kort gezegd – ten grondslag dat uit het door werkgever uitgevoerde onderzoek is gebleken dat werknemer op negentien werkdagen zichzelf heeft geregistreerd in het bedrijfssysteem als ‘ingelogd’ en ‘aanwezig’, terwijl hij feitelijk een groot deel van de werkdag niet op de bedrijfsvestiging aanwezig is geweest en geen (of nauwelijks) werkzaamheden heeft verricht. Door dit gedrag heeft werknemer zich schuldig gemaakt aan dagdieverij.

Werknemer stelt – samengevat – dat er geen grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het is niet juist dat werknemer op de betreffende dagen heeft doen voorkomen dat hij fysiek aanwezig is geweest op de bedrijfsvestiging terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was. Op die dagen heeft hij zijn auto geparkeerd in de parkeergarage, het bedrijfspand via de hoofdingang betreden en zich geïnstalleerd op de vierde verdieping. Als hij een sigaret wilde roken daalde hij via het trappenhuis af naar de parkeergarage. Hij maakte daarbij, net als andere collega’s, gebruik van de nooddeur. Als werkgever niet wil dat gebruik wordt gemaakt van de nooddeur, had zij dat kenbaar moeten maken aan haar werknemers. Bovendien blijkt uit de door werknemer overgelegde e-mails en verklaringen van collega’s dat hij gedurende de tijdskaders waarvan werkgever stelt dat hij afwezig was wel degelijk aan het werk was. Verder mocht van werkgever meer vertrouwen in werknemer worden verwacht, temeer omdat werknemer altijd goed heeft gefunctioneerd.

Oordeel rechter

Allereerst moet beoordeeld worden of voldoende is komen vast te staan dat werknemer op de betreffende werkdagen gedurende een groot deel van de dag niet de op de bedrijfsvestiging aanwezig is geweest en niet (of nauwelijks) heeft gewerkt zoals door werkgever is gesteld (en niet slechts gedurende aan aantal kortdurende momenten zoals door werknemer is aangevoerd).

In de rapportage van werkgever is tot op de minuut (en zelfs seconde) nauwkeurig aangegeven wanneer werknemer met zijn pas het bedrijfspand heeft betreden en verlaten en wanneer hij zijn pas heeft gebruikt om zich binnen het pand te bewegen. Hierbij zijn ook (screenshots van) camerabeelden overgelegd met betrekking tot het parkeerterrein, de nooddeur en de hoofdingang.

Het verweer van werknemer dat de toegangsrapportage niet als bewijs kan dienen slaagt niet. De kantonrechter ziet geen aanleiding aan deze gedetailleerde rapportage te twijfelen. Uit de overgelegde toegangsrapportage blijkt – samengevat – dat werknemer aan het begin van de betreffende werkdagen met zijn pas heeft ingeklokt en dat hij zich vervolgens binnen het pand heeft bewogen door het openen van deuren met zijn pas. Daarna hebben er gedurende aanzienlijke periodes geen pas-bewegingen plaatsgevonden. 

De kantonrechter vindt dat voldoende vaststaat dat werknemer gedurende verschillende (meestal langdurige) tijdsintervallen niet in het bedrijfspand aanwezig is geweest. Ook uit de overgelegde camerabeelden (in combinatie met de toegangsrapportage) blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat werknemer op de betreffende dagen langdurig is weggeweest. Op grond van het bovenstaande staat voldoende vast dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan dagdieverij zoals door werkgever gesteld.

De kantonrechter is van oordeel dat alleen al de dagdieverij als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten moet worden aangemerkt, zodanig dat van werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Werknemer is immers op de betreffende dagen een groot deel van de dag niet aan het werk geweest, terwijl hij wel loon heeft ontvangen. Het verzoek van werknemer tot toekenning van een transitievergoeding zal worden afgewezen. Het eindigen van de arbeidsovereenkomst is immers het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, zodat werkgever hem geen transitievergoeding verschuldigd is.

2022-08-16T13:30:41+02:00
Ga naar de bovenkant