Werknemer arbeidsongeschikt door zelfgemaakt vuurwerk: moet werkgever loon doorbetalen?
Tijdens het vervaardigen van vuurwerk deed zich een ontploffing voor in de schuur van een werknemer. Dit leidde tot zwaar letsel en de betreffende werknemer kon enige tijd niet werken. Werkgever heeft vervolgens het loon van werknemer stopgezet omdat hij vond dat het de eigen schuld was van de werknemer. Mocht de werkgever dit doen? Deze vraag beantwoord rechtbank Noord-Nederland in deze uitspraak van 15 januari 2021.
Feiten en omstandigheden
Werknemer is al meer dan 20 jaar als pannenlegger in dienst bij werkgever. In november 2020 is werknemer in zijn schuur bezig geweest met het mengen van stoffen met de bedoeling om daarmee buskruit te maken. Hij wilde voor Oudejaarsdag zelf vuurwerk maken, zoals hij eerdere jaren ook heeft gedaan. Tijdens het mengen zijn de stoffen ontploft waardoor werknemer zwaar letsel heeft opgelopen. Hierdoor is hij arbeidsongeschikt geraakt.
De echtgenote van werknemer heeft werkgever diezelfde dag telefonisch in kennis gesteld van het ongeval en zij heeft hem ziek gemeld. Enige tijd later is contact geweest tussen werknemer en werkgever, waarbij werknemer toelichting heeft gegeven over het ongeval. Vervolgens heeft de bedrijfsarts na een telefonisch consult gerapporteerd dat moet worden verwacht dat het herstel een lange tijd zal duren. Hierop volgend heeft werkgever de loonbetaling aan werknemer enkele weken later stopgezet.
Werknemer heeft vervolgens loondoorbetaling gevorderd bij de kantonrechter. Volgens werkgever heeft werknemer bij zijn handelen een bijzonder groot risico op ongelukken genomen en kwalificeert dit als een vorm van voorwaardelijk opzet. Zij wijst er verder op dat strafrechtelijk onderzoek is ingesteld naar de handelwijze van werknemer.
Werknemer is van mening dat er geen valide reden is voor de stopzetting van de loonbetaling omdat er bij hem geen sprake was van opzet gericht op het veroorzaken van arbeidsongeschiktheid, zoals volgens hem is vereist voor het verspelen van zijn aanspraak op loonbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid.
Oordeel rechter
Het in de wet genoemde “indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt” moet, gezien de wetsgeschiedenis, zo worden uitgelegd dat een werknemer zijn aanspraak op loonbetaling verspeelt indien de opzet was gericht op het intreden van arbeidsongeschiktheid.
Werknemer heeft verklaard dat hij vuurwerk wilde maken en het is niet aannemelijk geworden dat er bij hem sprake was van opzet gericht op het verwonden van zichzelf. Er is dus niet voldaan aan het in artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder a BW bepaalde om werknemer zijn aanspraak op loon te ontzeggen.
Voorts is ook aan het onverwijldheidscriterium niet voldaan. Zodra bij de werkgever het vermoeden is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen dat er een grond is om loonbetaling te staken dient hij de werknemer daarvan onverwijld in kennis moeten stellen, bij gebreke waarvan de werkgever geen beroep meer kan doen op enige grond het loon niet te betalen of de betaling op te schorten. Op grond van hetgeen ter zitting is verklaard is de kantonrechter van oordeel dat dit vermoeden bij werkgever redelijkerwijs in ieder geval na het gesprek met werknemer had behoren te rijzen. Het pas enkele weken later kennis geven van de stopzetting van loonbetaling is in dat licht te laat.
Conclusie
De kantonrechter veroordeelt werkgever tot tijdige betaling van het aan werknemer toekomende brutoloon en in de kosten van de procedure.