Werkgever mag min-uren niet zonder meer verrekenen met vakantiegeld (mr. Justian Bohr)
In deze uitspraak van Rechtbank Overijssel van 24 mei 2022 ligt de vraag voor of de werkgever opgebouwde min-uren mag verrekenen met het vakantiegeld van werknemer. De opgebouwde min-uren zijn ontstaan ten tijde van een gedwongen bedrijfssluiting vanwege corona.
Feiten en omstandigheden
Werknemer is op 1 november 2020 bij werkgever in dienst getreden. Werkgever heeft haar winkels tijdelijk moeten sluiten vanwege de coronacrisis. Per brief heeft de werkgever aan werknemer meegedeeld dat zij 69 min-uren heeft staan. Korte tijd later heeft werknemer haar dienstverband opgezegd. Werkgever heeft werknemer vervolgens twee opties gegeven: 1) extra werken om de min-uren weg te werken, of 2) de min-uren verrekenen met het vakantiegeld van werknemer. Dit laatste heeft de werkgever vervolgens gedaan.
Werknemer is vervolgens naar de rechter gestapt omdat zij het niet eens was met het verrekenen van de min-uren met het vakantiegeld. Werknemer verwijst naar artikel 7:628 BW, waarin kort gezegd staat: ‘geen arbeid, wel loon, tenzij het niet werken voor rekening van werknemer moet komen’. Volgens werknemer kan het niet werken niet voor haar rekening komen. Werknemer stelt ten slotte dat zij niet heeft ingestemd met het voorstel van werkgever tot verrekening van de min-uren.
Oordeel rechter
De rechter oordeelt dat het feit dat werkgever de winkels moest sluiten en haar werknemers niet konden werken een omstandigheid is die ligt in de risicosfeer van de werkgever. De werknemer behoudt in beginsel dan ook haar recht op loon. De stelling van werkgever dat werknemer akkoord is gegaan met een verrekening van de min-uren, houdt geen stand. De kantonrechter twijfelt er niet aan dat werkgever het juiste heeft willen doen voor haar personeel, maar toch had zij er niet zonder meer van uit mogen gaan dat werknemer als individu (stilzwijgend) wel akkoord zou zijn met het voorstel. Uit niets blijkt dat werknemer akkoord is gegaan met het voorstel om de min-uren te verrekenen met het vakantiegeld.
Conclusie
De conclusie is dat niet is vast komen te staan dat er een afspraak is gemaakt op grond waarvan werkgever de min-uren heeft mogen verrekenen. Dit betekent dat de vordering van werknemer wat betreft uitbetaling van het vakantiegeld wordt toegewezen.
In het lichaam van de dagvaarding maakt werknemer aanspraak op de wettelijke verhoging. De kantonrechter constateert dat werknemer uiteindelijk geen wettelijke verhoging vordert. Als werknemer wel wettelijke verhoging zou hebben gevorderd, dan zou de kantonrechter die hebben gematigd tot nihil. Duidelijk is dat werkgever door de corona crisis financieel zwaar is geraakt. Het zou niet redelijk zijn om haar met extra kosten op te zadelen.