Substantiële concurrentie na verkoop bedrijf: verkoper schadeplichtig
Feiten en omstandigheden
In juni 2017 is tussen partijen een koopovereenkomst en overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij verkoper zijn delicatessenzaak inclusief cateringactiviteiten overdroeg aan koper. Verkoper zou daarbij nog gedurende twee jaar voor koper cateringactiviteiten verrichten. Partijen zijn overeengekomen dat verkoper tijdens de duur van de overeenkomst geen met de cateringactiviteiten concurrerende activiteiten zou ontplooien. Er is geen concurrentiebeding overeengekomen voor de periode na beëindiging van de overeenkomst van opdracht. Per 1 juli 2019 is de overeenkomst van opdracht geëindigd.
Over de jaren 2018 tot en met 2020 heeft verkoper naast de cateringactiviteiten voor koper, ook voor zichzelf cateringactiviteiten verricht, met een totale omzet over die jaren van € 194.822,-. Koper stelt zich op het standpunt dat verkoper door met haar in concurrentie te treden wanprestatie heeft gepleegd, althans onrechtmatig heeft gehandeld, waardoor zij schade heeft geleden. Koper vordert dan ook schadevergoeding bij de rechter.
Ter zitting is gebleken dat partijen het bij de contractsonderhandelingen indertijd niet hebben gehad over het door verkoper na ommekomst van de afgesproken twee jaar eventueel nog verrichten van cateringactiviteiten: dat was niet aan de orde, want hij was aan het afbouwen, was toen al 70 jaar en bovendien liet zijn gezondheid te wensen over. Verkoper was ter plaatse sinds jaar en dag een bekende cateraar, sociaal en zakelijk stevig geworteld in Dordrecht. Volgens de rechtbank is een verbod van tweeëneenhalf jaar na de beëindiging van de samenwerking in de gegeven omstandigheden passend. Aldus zal de rechter de periode van 1 juli 2019 tot 1 januari 2022 aanhouden wat betreft het concurrentieverbod na beëindiging van de overeenkomst van opdracht.
Oordeel rechtbank
Na de overdracht van de cateringactiviteiten aan koper werd en wordt verkoper van diverse zijden nog regelmatig gevraagd catering te verzorgen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hierbij blijkens de gerealiseerde omzet en brutowinst – anders dan het beeld dat verkoper heeft geschetst – klaarblijkelijk niet om een enkele keer cateren voor familie of vrienden, of om een incidentele bijdrage tegen een vriendenprijsje voor een goed doel, maar om een substantiële commerciële activiteit.
Een overeenkomst waarbij iemand een handelsonderneming aan een ander overdraagt, verzet zich in de regel tegen een handelwijze die erop neerkomt dat de overdrager zijn rechtsopvolger concurrentie aandoet door in de directe omgeving van de overgedragen onderneming dezelfde werkzaamheden te blijven verrichten die hij vóór de overdracht in de onderneming ook reeds verrichtte, waarbij de plaatselijke bekendheid van de overdrager mede beslissend is voor de vraag of een gedraging binnen die grenzen valt.
Tot het overgedragene behoort immers in het algemeen de mogelijkheid om – onbelemmerd door de overdrager – nieuwe transacties met bestaande relaties aan te gaan en ook om transacties met nieuw aan te knopen relaties aan te gaan. In dit verband betekent het niet overeenkomen van een concurrentiebeding nog geen vrijbrief om in strijd met de strekking van de overeenkomst (of in strijd met de redelijkheid en billijkheid) zijn wederpartij concurrentie aan te doen. Dit betekent dat nu verkoper toch (substantieel) deze concurrentie is aangegaan, hij tekort is geschoten in de nakoming van (het samenstel van) de overeenkomst. Derhalve is verkoper gehouden de daardoor door koper geleden schade te vergoeden. Omdat specifieke cijfers ontbreken worden partijen bij akte in gelegenheid gesteld om de geleden schade gemotiveerd te onderbouwen en betwisten.