Hof bestraft ‘agressief’ wegkapen medewerkers concurrent
In deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 21 juli 2020 bestraft het hof een onderneming voor het ‘agressief’ wegkapen van medewerkers van een concurrent. Dat geldt ongeacht of de medewerkers gebonden zijn aan een concurrentiebeding of niet.
Feiten en omstandigheden
Onderneming A en onderneming B zijn concurrenten van elkaar. In de onderhavige zaak gaat het om twee werknemers van Onderneming A welke in 1990 respectievelijk 2001 in dienst zijn getreden bij Onderneming A. In de arbeidsovereenkomsten van beide werknemers is een geheimhoudings-, concurrentie- en relatiebeding opgenomen met een termijn van één jaar.
Werknemers hebben aan Onderneming A laten weten bij Onderneming B in dienst te zullen treden en Onderneming A verzocht het non-concurrentiebeding buiten werking te stellen. Onderneming A heeft dit geweigerd en aan werknemers meegedeeld dat zij gebonden zijn aan een concurrentiebeding. Verder heeft Onderneming A Onderneming B gesommeerd om werknemers op geen enkele wijze te werk te stellen gedurende de duur van het concurrentiebeding. Onderneming B heeft Onderneming A te kennen gegeven dat zij geen werknemers in dienst neemt die nog aan een concurrentiebeding gebonden zijn.
In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat werknemer 1 met ingang van 1 september 2019, dan wel zo veel eerder als het non-concurrentiebeding van Onderneming A buiten werking zou worden gesteld, in dienst zou treden bij Onderneming B. Het overeengekomen salaris bedraagt € 110.000,- bruto per jaar inclusief vakantiebijslag en exclusief overige emolumenten, waaronder een mogelijk bonus van maximaal 15% van het bruto jaarsalaris.
Werknemer 2 heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Onderneming B ondertekend waarin is bepaald dat werknemer 2 met ingang van 1 oktober 2019, dan wel zo veel eerder als het non-concurrentiebeding van Onderneming A buiten werking zou worden gesteld, in dienst zou treden bij Onderneming B. Dit tegen hetzelfde salaris en dezelfde mogelijke bonus als werknemer 1.
Het geschil
Onderneming A heeft zowel tegen Onderneming B als de werknemers een procedure aangespannen. De vorderingen tegen de werknemers betreffen nakoming van het concurrentiebeding en de overige bedingen. De vorderingen tegen Onderneming B zijn gegrond op onrechtmatige concurrentie en zij vordert een verbod voor Onderneming B op het in dienst nemen van haar werknemers die niet gebonden zijn aan een concurrentiebeding, beperkt tot een periode van 5 jaar.
Onderneming A stelt zich op het standpunt dat Onderneming B profiteert van wanprestatie en stelt dat dat in de gegeven omstandigheden een onrechtmatige daad oplevert. Het hof acht het aannemelijk dat Onderneming B werknemers van Onderneming A ertoe heeft kunnen bewegen bij haar in dienst te treden door het aanbieden van arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder loon, die niet als marktconform kunnen gelden. Verder is gebleken dat meerdere werknemers van Onderneming A bij Onderneming B in dienst zijn getreden en gedurende de overbruggingsperiode van het concurrentiebeding een ‘vergoeding voor levensonderhoud’ hebben ontvangen ter hoogte van het salaris dat zij zouden gaan verdienen. Daarnaast ontvingen sommigen van hen een ‘sign-on bonus’ van € 25.000,-. Tot slot nam Onderneming B de juridische kosten van overstappende werknemers met betrekking tot eventuele procedures door of tegen Onderneming A voor haar rekening.
Ten tijde van de behandeling in eerste aanleg waren 17 van de 59 werknemers van Onderneming B afkomstig van Onderneming A. Inmiddels zijn dat 25 tot 29 werknemers. Van belang hierbij is dat het overstappen van deze werknemers zich in een betrekkelijk kort tijdsbestek heeft voltrokken, verreweg het grootste deel binnen een jaar. Nu het hier een zeer specifieke markt betreft, is aannemelijk dat een vertrek van zoveel werknemers in een zo korte tijd schadelijk is voor de bedrijfsvoering van Onderneming A.
Een ander belangrijk aspect is het door Onderneming A gestelde gevaar dat de massale overgang van werknemers, mede in aanmerking genomen de positie die een deel van hen innam in haar organisatie, ertoe leidt dat klanten overstappen naar Onderneming B. Het hof acht dat gevaar reëel. Het is aannemelijk dat een belangrijk deel van de overgestapte werknemers nauwe contacten had met en veel kennis had van (belangrijke) klanten van Onderneming A.
Beslissing hof
Het hof komt tot de conclusie dat Onderneming B onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Onderneming A. Onderneming B heeft actief, in korte tijd, stelselmatig, op grote schaal en op agressieve wijze werknemers werkzaam in een gespecialiseerde markt overgenomen van Onderneming B. Daarbij wordt schade toegebracht aan Onderneming A, enerzijds doordat het in relevante mate werknemers betreft die (individueel of collectief) belangrijke posities bekleedden bij Onderneming A en anderzijds doordat het reële gevaar bestaat dat als gevolg van deze grootschalige overgang klanten overstappen van Onderneming A naar Onderneming B.
Op een markt met zo weinig en uiterst gespecialiseerde bedrijven, zoals (ook) Onderneming A heeft betoogd, moet het voor Onderneming B ook duidelijk zijn geweest welke grote impact dit alles op haar concurrent Onderneming A zou moeten hebben.
Het hof verbiedt Onderneming B om gedurende 18 maanden werknemers van Onderneming A direct of indirect te benaderen om bij haar in dienst te treden. Zij veroordeelt Onderneming B om aan Onderneming A een dwangsom te betalen van € 100.000,- voor iedere overtreding van het voorgaande verbod, tot een maximum van € 1.000.000,-.