Door:

Justian Bohr

December 2021

Voorzetting werkzaamheden na proefplaatsingsovereenkomst leidt tot arbeidsovereenkomst voor onbetaalde tijd

Feiten en omstandigheden

In deze casus gaat het om een zorgonderneming die zich in het bijzonder toelegt op de thuiszorg. Tussen de ondernemer, gemeente Rotterdam en een vrouw met een bijstandsuitkering is begin november 2020 een proefplaatsingsovereenkomst gesloten. Hierbij is de vrouw met behoud van haar bijstandsuitkering een proefplaatsing aangeboden zodat zij werkervaring op kon doen. Hierbij is uitdrukkelijk overeengekomen dat de proefplaatsingsovereenkomst geen arbeidsovereenkomst is. De proefplaatsing is aangegaan voor de duur van vier weken en eindigt van rechtswege.

Medio februari 2021 heeft de gemachtigde van de vrouw een brief verzonden naar de ondernemer waarin zij – in het kort – stelt dat er na afloop van de proefplaatsing en arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan omdat de ondernemer de werkzaamheden heeft laten voortzetten en sprake is geweest van een gezagsverhouding. De ondernemer betwist de stelling van de vrouw en stelt dat de vrouw weliswaar taken heeft verricht, maar dat dit vrijwillig en op initiatief van de vrouw is gebeurd.

Geschil 

De vrouw verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan en zij vordert wedertewerkstelling. De vrouw aan deze vordering ten grondslag dat zij na het eindigen van de proefplaatsingsovereenkomst werkzaamheden is blijven verrichten voor- en onder gezag van de ondernemer. De vrouw stelt dat derhalve sinds december 2020 sprake is van een arbeidsovereenkomst 

De ondernemer stelt dat geen arbeidsovereenkomst is ontstaan omdat niet voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden. De ondernemer stelt dat in de eerste plaats geen sprake was van een gezagsverhouding: de vrouw kwam weliswaar na beëindiging van de proefplaatsingsovereenkomst wel eens langs, maar omdat zij dit zelf graag wilde. Zij was dus niet verplicht om aanwijzingen op te volgen en hoefde niet op zekere tijden te werken. Ook voerde de vrouw na de beëindiging van de proefplaatsingsovereenkomst geen werkzaamheden uit. Bovendien heeft de ondernemer nooit loon aan de vrouw betaald.

Oordeel rechter 

De vrouw heeft na beëindiging van de proefplaatsingsovereenkomst haar werkzaamheden bij de ondernemer voortgezet. Dit gebeurde volgens de vrouw niet vrijwillig maar onder gezag en op instructie van de ondernemer. Daartoe heeft de vrouw screenshots overgelegd waaruit blijkt dat de ondernemer de vrouw instructies heeft gegeven om bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Verder heeft de vrouw diverse keren aan de ondernemer te kennen gegeven dat zij – kort gezegd – later op kantoor is, waarna de ondernemer heeft geantwoord dat dit ‘ok’ is.

Gelet op de goed onderbouwde stelling van de vrouw had het op de weg van de ondernemer gelegen om die stelling gemotiveerd te betwisten. Dat heeft de ondernemer naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende gedaan. De kantonrechter is daarom met de vrouw van oordeel dat zij na 30 november 2020 (tot in ieder geval medio december 2020) werkzaamheden heeft uitgevoerd voor de ondernemer. Deze arbeid heeft de vrouw bovendien op instructie en onder gezag van de ondernemer verricht. Daarmee is in ieder geval vast komen te staan dat sprake is van het verrichten van arbeid gedurende zekere tijd en dat deze arbeid is verricht in dienst van de ondernemer.

Verder staat vast dat de vrouw na beëindiging van de proefplaatsingsovereenkomst werkzaamheden is blijven verrichten in dienst van de ondernemer (zoals hiervoor is overwogen). Omdat dit niet vrijwillig gebeurde en er geen proefplaatsingsovereenkomst aan deze werkrelatie ten grondslag lag, was de ondernemer verplicht om de vrouw voor deze werkzaamheden te betalen. Deze betalingsverplichting vloeit voort uit de (algemeen verbindend verklaarde) CAO, waar de ondernemer als werkgever in de thuiszorg aan gebonden is. Ook aan het derde vereiste voor een arbeidsovereenkomst is daarom voldaan. Tussen de vrouw en de ondernemer is dus (vanaf 1 december 2020) een arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) ontstaan.

Conclusie 

Uit deze casus blijkt dat een arbeidsovereenkomst soms op een onverwachte (en voor werkgever ongewenste) wijze kan ontstaan. Voorkom ongewenste verrassingen en laat u tijd adviseren als het gaat om arbeidsovereenkomsten. 

2022-07-04T13:31:18+02:00
Ga naar de bovenkant