In deze nieuwsbrief behandelen wij:
- Disciplinair ontslag van een brandweerman is onevenredig.
- Ongeschiktheidsontslag als gevolg van een nieuwe manier van werken.
- Strafontslag van appellant bij Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie wegens diefstal. Read:
Disciplinair ontslag van een brandweerman is onevenredig.
Tijdens de jaarlijkse korpsavond heeft een incident plaatsgevonden waarbij brandweerman A, twee andere brandweermannen (B en C), en hun partners waren betrokken. Nadat de partner van brandweerman B de partner van brandweerman A beledigde is er een worsteling ontstaan tussen brandweerman A enerzijds, en brandweerman B en C anderzijds. Hierop volgend vertoonde brandweerman A meerdere malen agressief gedrag, waarna de korpscoördinator brandweerman A naar huis stuurde. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur brandweerman A de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd wegens zeer ernstig plichtsverzuim. De Raad komt tot de conclusie dat het strafontslag onevenredig moet worden geacht. Hieraan ligt ten grondslag dat er alcohol werd genuttigd op de korpsavond, dat een kwestie uit het verleden tussen de brandweermannen opspeelde, dat brandweerman A opkwam voor zijn partner en dat ook de andere betrokkenen bij het incident fouten hebben gemaakt. Deze omstandigheden zijn geenszins een excuus voor zijn handelen, maar maken zijn handelen wel enigszins begrijpelijk.
Ongeschiktheidsontslag als gevolg van een nieuwe manier van werken.
Appellant was sinds 1996 in dienst bij de gemeente. De gemeente heeft een nieuwe manier van werken ingevoerd, het resultaatgericht werken. Bij het resultaatgericht werken dienden duidelijke afspraken te worden gemaakt over wie wat doet en wanneer. In 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen appellant en persoon B. Geconcludeerd is dat het functioneren van appellant op een aantal punten aangepast diende te worden. Van 2010 tot en met 2014 is tevergeefs geprobeerd het functioneren van appellant te verbeteren, waarna het college ongeschiktheidsontslag heeft verleend. De Raad is van oordeel dat het college de ongeschiktheid van de ambtenaar met concrete voorbeelden aannemelijk heeft gemaakt. De ongeschiktheid komt in de kern neer op appellants onvermogen om zijn werkwijze in te richten volgens de nieuwe manier van werken. Het college heeft het recht nieuwe accenten in een functie aan te brengen, die nieuwe eisen aan de ambtenaren stellen. Het college mag van de ambtenaren verlangen dat deze, na een zekere termijn, aan deze nieuwe eisen gaat voldoen. Uit voorgaande volgt dat het college bevoegd was om aan appellant ontslag te verlenen.
Strafontslag van appellant bij Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie wegens diefstal.
Appellant was werkzaam bij de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (Defensie). In december 2013 heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) appellant aangehouden op verdenking van diefstal van een aan het Ministerie van Defensie toebehorende mobiele telefoon. De minister heeft de straf van ontslag opgelegd. Appellant is hiertegen in beroep gegaan. De rechtbank en de Raad oordelen dat volgens vaste rechtspraak in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de inhoud van de eerst afgelegde verklaring van appellant. Deze eerste verklaring hield in dat appellant tijdens een nachtdienst de telefoon heeft gevonden, deze heeft meegenomen en later aan zijn neef heeft verkocht. Appellant heeft zich daarmee schuld gemaakt aan plichtsverzuim. De raad is van oordeel dat uit de eerste verklaring van appellant met een voldoende mate van zekerheid is af te leiden dat appellant een telefoon van Defensie heeft weggenomen. De Raad ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken, nu appellant niet met concrete en verifieerbare gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat de betreffende verklaring niet juist kan zijn. De raad oordeelt dat, gezien de aard van de gedraging, het opgelegde ontslag evenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim.