In deze nieuwsbrief behandelen wij:

  • Werknemer moet vondst van geldbedrag op werkplek afstaan aan werkgever;
  • Onterechte opzegging van arbeidsovereenkomst leidt uiteindelijk toch tot ontbinding;
  • Wetsvoorstel voor meer topvrouwen bij bedrijven. Read:

 

Werknemer moet vondst geldbedrag op werkplek afstaan aan werkgever

Het hof heeft geoordeeld dat een werknemer die een groot geldbedrag vindt tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden, dit geldbedrag moet afstaan aan zijn werkgever omdat zijn werkgever is aan te merken als de uiteindelijke vinder. Het ging in deze zaak om een werknemer die in een printer dat is aangeboden bij een afvalverwerkingsbedrijf op vier enveloppen stuitte op een geldbedrag van € 15.100,-. De werknemer doet aangifte en meldt zijn vondst bij zijn werkgever. De werknemer vindt dat het geldbedrag aan hen als vinder toe komt. Maar het hof overweegt dat gelet op de wetsgeschiedenis, de rechter het begrip ‘vinder’ toch nader had moeten uitleggen en daarbij alle omstandigheden van het geval had moeten meewegen. Het hof acht van belang de aard van het bedrijf waarin en waarvoor de werkzaamheden werden verricht alsmede de aard van de werkzaamheden zelf en de omgeving waarin die werden verricht. Gelet op de bedrijfsactiviteiten van werkgever (inzamelen en scheiden van afval) en het gegeven dat de werknemer in opdracht van zijn werkgever in een afgesloten ruimte apparaten demonteerde, is de vondst geen toeval. Het hof oordeelt dat de werkgever ‘vinder’ is van de enveloppen. Dit oordeel geeft de werkgever echter nog niet het recht van om het geld op te eisen, omdat de eigenaar van het geld niet de bedoeling heeft gehad het geld ‘als afval’ aan te bieden. Omdat de werkgever belang heeft bij beheer van het geld, concludeert het hof dat de werknemer zijn vondst aan zijn werkgever moet afgeven.

Onterechte opzegging van arbeidsovereenkomst leidt uiteindelijk toch tot ontbinding

De kantonrechter in Zwolle oordeelde dat de rechter de arbeidsovereenkomst kan ontbinden vanwege verstoorde arbeidsverhoudingen na de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De werkgever deed de opzegging van de arbeidsovereenkomst zonder geldige reden. Volgens de werkgever zou de werknemer disfunctioneren. Maar de werknemer stelt daarvan niet op de hoogte te zijn gesteld. Volgens de rechter is dit disfunctioneren niet concreet gemaakt en onderbouwd. Ook is niet gebleken dat de werknemer van zijn disfunctioneren in kennis is gesteld of dat hij de gelegenheid heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren. Volgens de rechter ontbrak de grond om de werknemer te ontslaan op basis van disfunctioneren. De rechter concludeert wel dat er sprake is van onherstelbare verhoudingen tussen partijen. De rechter verwijt het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding aan de werkgever. De werkgever heeft volgens de rechter het oogmerk gehad een onwerkbare situatie te creëren. Door het ernstige verwijtbare gedrag van de werkgever is de werkgever gehouden aan de werknemer een billijke vergoeding uit te keren ter hoogte van € 65.000,-. Ten tijde van de opzegging was er geen sprake van disfunctioneren, noch van een verstoorde arbeidsverhouding. Maar het traject na die opzegging leidt toch tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een hoge billijke vergoeding.

Wetsvoorstel voor meer topvrouwen bij bedrijven aangenomen

Grote BV’s en NV’s moeten zorgen dat minstens 30% van het bestuur en de RvC uit vrouwen bestaat. De Tweede Kamer nam op 19 januari 2017 een wetsvoorstel aan. Dit wetsvoorstel verlengt de regeling in Boek 2 BW voor een evenredige verdeling van zetels in de raad van bestuur en de RvC over mannen en vrouwen met 4 jaar. Bedrijven moeten zorgen dat beide geslachten voor minstens 30% zijn vertegenwoordigd in topfuncties. Halen bedrijven dit percentage niet, dan wordt van hen verwacht dit uit te leggen. Dit wetsvoorstel is een poging van Minister Bussemaker, die verantwoordelijk is voor het emancipatiebeleid, om het aantal topvrouwen toe te laten nemen. De Eerste Kamer met het wetsvoorstel nog goedkeuren.