In deze nieuwsbrief behandelen wij:
- Werknemer kan niet via hoger beroep een functie terugkrijgen
- Geen sprake van spoedeisend belang nu er geen sprake is van financiële nood
- Hoofddoekverbod voor werknemers. Read:
Een werknemer kan (ook) niet via hoger beroep een functie terugkrijgen die reeds is komen te vervallen.
Werknemer was werkzaam op de vliegbasis in Eindhoven. Als gevolg van reorganisatie werd de functie van werkneme, bij besluit, omgezet in een tijdelijke functie. Er waren na de reorganisatie nog maar twee vaste functies en twee tijdelijke functies over. Werknemer is tegen dit besluit in bezwaar en beroep gegaan maar zijn bezwaar en beroep zijn beiden ongegrond verklaard. Vervolgens is werknemer in hoger beroep gegaan. De werkgever heeft zich op het standpunt gesteld dat het procesbelang voor werknemer bij hoger beroep is vervallen, nu werknemer niet in een nadeligere positie is gekomen door het besluit. Uit vaste rechtspraak volgt dat een louter principieel belang onvoldoende is voor het aannemen van voldoende procesbelang. De Centrale Raad van Beroep stelt dan ook vast dat het hoger beroep er niet toe kan leiden dat werknemer alsnog een vaste functie krijgt, nu deze vaste functies ondertussen al zijn komen te vervallen. Daarnaast heeft werknemer ter zitting meegedeeld dat zijn belang uitsluitend bestaat uit zijn wens om enkele in het selectieverslag genoemde feiten en omstandigheden, waarin hij zich niet kan vinden, recht te zetten. De Raad komt tot het oordeel dat het procesbelang van werknemer verloren is gegaan. Het hoger beroep wordt wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard.
Geen sprake van spoedeisend belang nu er geen sprake is van acute financiële nood.
Verzoekster in kwestie heeft gevraagd om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter. Zij voert aan dat zij een spoedeisend belang heeft omdat zij sinds haar strafontslag geen inkomsten meer ontvangt en een WW-uitkering haar geweigerd zal worden in verband met de verwijtbaarheidstoets. Ter zitting heeft verzoekster echter aangegeven dat zij een contract heeft voor 18 uur per week bij een nieuwe werkgever. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. Bij een financieel geschil is dat niet snel het geval, omdat in beginsel na afloop van de bodemzaak het bedrag waarvoor het geschil gaat alsnog kan worden (terug)betaald. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld door acute financiële nood, zal de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening treffen omdat dan aangenomen wordt dat het spoedeisend belang ontbreekt. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter in deze zaak van oordeel dat een spoedeisend belang ontbreekt, omdat niet aannemelijk is geworden dat verzoekster op dit moment in een acute financiële noodsituatie verkeert. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
HvJ EU is duidelijk: hoofddoekverbod voor werknemers met klantcontact is mogelijk.
In verschillende zaken is het voorgekomen dat een vrouw is ontslagen vanwege het dragen van een islamitische hoofddoek op werk. Deze uitspraken hebben veel reacties opgeroepen. Als gevolg hiervan zijn er prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het HvJ EU werd gevraagd of het dragen van een hoofddoek een gegronde reden is voor ontslag. Op 14 maart 2017 heeft het HvJ EU uitspraak gedaan. Met de uitspraak van het HvJ EU is duidelijk geworden dat het voor werkgevers mogelijk is om werknemers die visueel contact hebben met klanten te verbieden om religieuze tekens, zoals een hoofddoek, te dragen. Het verbieden van religieuze uitingen is toegestaan als is voldaan aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden: 1. er is sprake van een interne regel die een algemene strekking heeft en een werknemer verbiedt om op het werk zichtbare tekens van politieke, filosofische of religieuze overtuiging te dragen; 2. de werkgever past de regel coherent en systematisch toe; 3. de regel geldt uitsluitend voor werknemers die contact hebben met de klant.