Bij berekening kinderalimentatie moet rekening worden gehouden met een forfaitair bedrag aan huur

Op 16 april 2021 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over de berekening van de draagkracht bij de vaststelling van kinderalimentatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld over de vraag of onder alle omstandigheden rekening gehouden moet worden met een forfaitaire woonlast van 30%.

Hoe is het nu?

Sinds 2013 wordt op advies van de Werkgroep Alimentatienormen de draagkracht bij de berekening van kinderalimentatie vastgesteld volgens de formule draagkracht = 70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.000)], waarbij 0,3 x NBI (netto besteedbaar inkomen) de forfaitaire woonlast, is waarmee standaard rekening wordt gehouden. Voorbeeld: wanneer het NBI € 2.100,- bedraagt is de woonlast waarmee wordt gerekend € 700,-. Uitgewerkt in de formule is de draagkracht 70% [2.100 – (700 + 1000)] = 120.

In deze zaak die de Hoge Raad moest beoordelen was de vraag aan de orde of de forfaitaire woonlast van 30% moest worden gehanteerd, wanneer de werkelijke woonlast daar aanzienlijk lager is. De vader had een werkelijke woonlast van 95,– per maand. Het hof had gerekend met de forfaitaire woonlast van 30% van

€ 2.261,- per maand, dus € 678,30.

De Hoge Raad oordeelt hier anders over. De Hoge Raad oordeelt:

“indien met de aldus berekende draagkracht niet (geheel) in de behoefte van het kind of de kinderen kan worden voorzien en er aanwijzingen zijn dat de werkelijke woonlasten van de betrokken ouder duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van het forfait, steeds dienen na te gaan of de draagkracht van die ouder, berekend met inachtneming van de werkelijke woonlasten, zou leiden tot een hogere onderhoudsbijdrage. Indien dit het geval is, dient de rechter ofwel deze hogere bijdrage op te leggen, ofwel te motiveren waarom hij daartoe, gelet op de verdere omstandigheden van het geval, geen aanleiding ziet.”

Dat betekent dat, wanneer de beschikbare draagkracht met toepassing van het forfait niet toereikend is om in de behoefte van het kind te voorzien, de rechter dient te beoordelen of er een hogere bijdrage kan worden betaald wanneer wel een lagere woonlast in aanmerking wordt genomen. En wanneer dat zo is moet de rechter de hogere bijdrage vaststellen, ofwel motiveren waarom hij dat onder de omstandigheden niet redelijk vindt.

De Hoge Raad zegt in deze uitspraak wel dat het hanteren van een forfait voor de woonlast is toegestaan. Echter, wanneer dat tot gevolg heeft dat er niet volledig in de behoefte van het kind kan worden voorzien, dient de rechter het forfait los te laten wanneer dit tot een hogere kinderbijdrage leidt. De uitspraak betekent een doorbraak voor de alimentatiegerechtigde ouder.

2022-07-07T13:57:19+02:00
Ga naar de bovenkant